Opvallend aan de buitenkant is de markante vieringtoren. Even groots is de ingangspartij met het grote, misschien wel aan de kathedraal van Chartres ontleende, roosvenster met daaromheen de vier evangelisten in hardsteen. De kerk heeft een kruisvormig grondplan, dat bestaat uit een toegangsportaal, waarboven een zangerstribune, een driebeukig schip die via een forse kruising overgaat in het dwarsschip. Een veelhoekig priesterkoor sluit het geheel af. Het interieur is grotendeels bekleed met rode baksteen. De kapitelen van de pijlers van witte zandsteen steken daar heel mooi bij af.
Veel te zien
In de kerk is veel te zien, onder andere de gebrandschilderde ramen. Van grote betekenis zijn twee uit hout gesneden beelden uit ca. 1500 en een voor een deel veertiende-eeuws doopvont. Bij de houten beelden gaat het om een Pièta, die oorspronkelijk stond in de kapel op de Kapelberg. Het laat op een ingetogen manier de relatie zien tussen Maria en de gestorven Christus op haar schoot. De Pièta wordt meegedragen bij de jaarlijkse Mariaprocessie. Het andere beeld is dat van St.-Anna-te-Drieën. Opmerkelijk is dat het christuskind in een boek bladert dat Anna vasthoudt. Maria draagt een kroon.
Doopvont
Het doopvont is beschadigd teruggevonden in 1925. Het is vermoedelijk afkomstig van de in 1893 afgebroken middeleeuwse kerk van Hernen. De achtzijdige kom is nog origineel. Deze heeft koppen aan de vier zijden, waaronder heel bijzonder een vrouwelijke. Vrouwe van Hernen, douairière A.M. Metelerkamp van Bronkhorst den Tex liet het doopvont in 1938 restaureren.