Boeren hadden in het verleden hout nodig voor allerlei gebruik. Al voor het begin van onze jaartelling werden knotbomen veel gebruikt. Knotbomen ontstaan doordat op een bepaalde stamhoogte de takken periodiek worden geoogst. Door die oogst ontstaat een vergroeiing van de stam: de knot.
Het knotten gebeurt eens in vijf tot tien jaar. De frequentie is afhankelijk van de boomsoort en het doel van het gebruikshout. Veel gebruikte soorten zijn wilg, populier, es, els en eik. Vooral de knotessen en -eiken kunnen bijzonder oud worden. Hier in Balgoij werden de bomen vaak in de Maasheggen geplant zodat ze geen extra ruimte nodig hadden. Bovendien was het hout gemakkelijk oogstbaar (niet te hoog) en kon het vee er niet bij.
Gebruik
Het hout werd voor allerlei doeleinden gebruikt zoals takkenbossen voor ovens, bonenstaken, hekken, gereedschapsstelen en oeverbeschoeiingen. De economische functie van de knotbomen viel weg (bijvoorbeeld door de opkomst van stoken op kolen en gas) en de landbouw werd steeds grootschaliger en intensiever. Veel bomen werden gerooid en onderhoud bleef achterwege. Daardoor vielen de bomen om wanneer het hout van de pruik te zwaar werd of delen van de boom scheurden af. Taaiere houtsoorten, zoals de es groeiden nog regelmatig door als boom met een hele brede kroon.
Natuurwaarde
Vanaf het eind van de jaren zestig van de twintigste eeuw ontstond nieuwe belangstelling voor knotwilgen vanwege de waarde voor het landschapsbeeld en de natuur. Daarom is er weer aanplant uitgevoerd. De ecologische waarde van knotbomen (zeker van oudere bomen) is hoog. Vogels als de steenuil, witte kwikstaart, holenduif en de mees nestelen erin en vleermuizen overnachten soms in de holtes. Op oude knotbomen groeien vaak allerlei andere planten en struiken, zoals de vlier, meidoorn, braam, kamperfoelie, bitterzoet, maar ook varens en mossen. Insecten die er op voorkomen zijn het wilgenhaantje, elzenhaantje en de wilgenvlinder. De ecologische waarde van knotbomenrijen is belangrijk in boomarme landschappen. Ze vormen dan een verbindingslijn voor allerlei dieren, zoals vleermuizen.