Oprichting plaatselijke afdelingen
Al gauw krijgt iedere provincie een eigen bestuur. De boeren in het gebied tussen Maas en Waal sluiten zich aanvankelijk aan bij de Gelderse bond, maar kiezen na een aantal jaren voor de NCB, de Noordbrabantsche Christelijke Boerenbond. Deze is op katholieke leest geschoeid en past beter bij hun gebied. Aan het begin van de twintigste eeuw ontstaan er veel plaatselijke afdelingen. Sociaal bewogen pastoors stimuleren het lidmaatschap en spelen een belangrijke rol bij de oprichting en later als ‘geestelijk adviseur’.
De afdeling Weurt
Zo speelt in Weurt pastoor Van der Marck een voortrekkersrol. In 1901 wordt de Weurtse afdeling opgericht. Ze komt – net als de meeste afdelingen in de streek – al snel tot bloei. In 1905 zijn er al 108 leden. In 1915 zijn dit er 216. In 1911 wordt in Weurt de Boerenleenbank opgericht. Tot aan de Eerste Wereldoorlog gaat het goed. Het lijkt of er betere tijden voor de boeren aanbreken, maar daarna zakt de economie in. Veel boeren vinden de contributie voor de boerenbond te hoog en bedanken als lid. In Weurt loopt het aantal leden in 1920 terug tot 110. De Weurtse afdeling investeert intussen in landbouwwerktuigen voor gezamenlijk gebruik. Ze heeft in 1929 onder andere twee veewagens, een zaaimachine, twee sproeimachines en een cultivator. Daarnaast organiseert ze landbouwcursussen.
Dieptepunt
Er komt een dieptepunt in het functioneren van de NCB tijdens de landbouwcrisis in de jaren dertig. De NCB helpt het voor de kleine boeren nadelige overheidsbeleid uitvoeren. Boer Bouwman uit Puiflijk komt op voor de kleine boeren. De strijd tussen Bouwman en de NCB levert veel ledenverlies op.
Ontmoetingsfunctie
Naast het economische doel krijgt de boerenbond ook steeds meer een ontmoetingsfunctie. Voor de boerenvrouwen is er vanaf de jaren twintig de Christelijke Boerinnenbond. Ze geeft cursussen in koken, wecken, verwerken van vlees bij de slacht. Maar er wordt ook aan toneel gedaan. Hoogtepunt is het jaarlijkse uitje. Soms is dit de enige keer dat vrouwen buiten hun eigen dorp of streek komen. Voor de meisjes vanaf zestien jaar is er de Jonge Boerinnenbond. Met lezingen en gespreksavonden. Maar ook met toneel en sport. Het zwaaien met knotsen en ritmische gymnastiek zijn belangrijke onderdelen.
Voor de jongens vanaf 16 jaar is er de RK Jonge Boerenstand. Met eenzelfde pakket aan activiteiten. Jaarlijks zijn er sportieve activiteiten in streekverband met atletiekwedstrijden en het meest spectaculaire onderdeel: het piramide bouwen. Bij mannen, vrouwen en jeugd gebeurt altijd alles onder toeziend oog van een pastoor of kapelaan, die als ‘geestelijk adviseur’ aan de vereniging verbonden is.
Uitbreiding en fusie
Aanvankelijk kun je alleen lid worden als je uit een boerengezin komt. Later verwatert dit. Dat is ook aan de naamsveranderingen te zien. In 1966 gaan de bonden voor jonge boeren en boerinnen op in de Katholieke Plattelandsjongeren. Dezelfde ontwikkeling leidt er toe dat in 1967 de KVO (De Katholieke Vrouwenorganisatie) ontstaat. De naam NCB verdwijnt in 1999. De bond gaat dan samen met de Christelijke Boeren- en Tuindersbond (CBTB) op in de ZLTO (Zuidelijke Land- en tuinbouw Organisatie). De NCB heeft ongeveer 100 jaar lang een dominante rol gespeeld op het platteland.
Dit verhaal is onderdeel van het Verhaal tussen Maas en Waal. Het volgende venster is hier te vinden.
Bronnen en verder lezen:
- P. Deurloo, De Nije Weg (Beuningen 2017).
- M. Portegies, In de voetsporen van het verleden, boer en organisatie in Beuningen-Neerbosch/Hees-Weurt (1997).
- Historiek, 'De Nederlandsche Boerenbond'.