Deze tekst maakt onderdeel uit van de special Verbeelding van de Waal, de Waal als levensader, thema Visserij.
Vanuit de groeiende steden nam de vraag naar vis bovendien toe, en ook de kerk stimuleerde het eten van vis. Volgens de kerkelijke kalender mocht op meer dan 150 dagen per jaar geen vlees gegeten worden, zoals in de vastentijd, op vrijdagen, zaterdagen en vaak ook op woensdagen. Vis was dan een smakelijk alternatief.
Vismarkten
Niet alleen de vangst, maar ook de verwerking en handel werd een belangrijke economische activiteit voor de steden langs de Waal, zoals Zaltbommel, Tiel en Nijmegen. Culemborg. Steden richtten verplichte vismarkten op, en stelden keurmeesters aan die controleerden op maten, gewichten en regels. In steden en dorpen werden vissersgilden opgericht. In Nijmegen vonden beroepsvissers aansluiting bij het machtige schippersgilde.
Hertog van Gelre
Vis werd gezouten, gedroogd of gerookt om houdbaar te blijven, en kon zo tot ver buiten de Gelderse grenzen worden verhandeld. Al in 1100 leverde Tiel vis in Koblenz, zo is op te maken uit oude tolregisters. Gedroogde ‘tonnensnoeck’ werd tot in Hongarije en Polen verkocht. Al in de veertiende eeuw werd in bunschepen (schepen met een voorziening om de vangst in leven te houden) levende paling geëxporteerd naar Engeland en verre delen van het Duitse Rijk. Niet alleen vissers, verwerkers en handelaren profiteerden van de riviervis. Veel geld ging naar de eigenaren van de viswateren. In Gelderland was dat de graaf of hertog van Gelre. Die had een deel van de viswateren vaak weer geschonken, verkocht of in leen uitgegeven aan kloosters, lokale adel of aan steden. De vissers waren in loondienst bij deze rechthebbenden, of pachtten het recht om te vissen. Het uiteindelijke eigendomsrecht van de graaf kwam tot uiting in de Nijmeegse gewoonte om, als er een uitzonderlijk grote vis, vaak een steur, werd gevangen, deze als blijk van aanhankelijkheid aan de hertog te schenken.
Het belang van de visserij
Het aantal vissers in de dorpen en steden langs de Waal varieerde met de visstand. We beschikken over cijfers van rond 1800. In een dorp als Hulhuizen was toen bijna de hele bevolking betrokken bij de zalmvisserij en het vervaardigen van netten. In Brakel woonden in die tijd twintig riviervissers. Heerewaarden, aan zowel de Maas als aan de Waal gelegen, was lange tijd de grootste riviervissersplaats van Gelderland. Er waren zo’n vijftig vissers lid van het vissersgilde. Bij Millingen kon bijna het hele jaar op zalm worden gevist, een soort die veel geld waard was, en vooral in gegoede kringen werd gegeten. Een flinke zalm bracht de gelukkige visser vaak een (bescheiden) maandinkomen op. Deze kostbare vis werd vanaf de achttiende eeuw meestal niet meer op lokale markten verkocht, maar op speciale zalmafslagen, waarvan de belangrijkste was gevestigd bij het Kralingseveer (Rotterdam).
Bron
- Slapen in de Ankerkuil, Stichting Stratemakerstoren, 2013. Anthonie van Alphen en Clemens Verhoeven, ISBN/EAN 978-90-79169-07-8.
- Visserij op de Gelderse rivieren; van broodwinning tot vrijetijdsbesteding, 2011. Aart Bijl.
Vervolg: Ondergang van de riviervisserij