Herstel boerderijen
Maar dat geld kwam in eerste instantie niet terecht bij de zwaarst getroffenen. Het werd eerst besteed aan het herstel van de boerderijen en woningen van de beter gesitueerden. Zij kregen de reparaties gratis in de schoot geworden. Daarna kwamen pas de eigenaars van kleinere huizen aan de beurt. Die kregen echter maar een deel van de kosten vergoed. Voor het grootste deel moesten ze hun nieuwe huis zelf betalen. De regering eiste dat ze een hypotheekakte ondertekenden en de lening voor herbouw aflosten. En dat terwijl er op veel van hun beschadigde of ingestorte huizen al een hypotheek rustte. De woningen die ze waren kwijtgeraakt, waren oud en in slechte staat, redeneerde de regering. Dan paste het niet om hen een nieuw huis te schenken.
Onvrede
Dat alles leidde tot onvrede. Net als het feit dat het herstel traag verliep en lokale bouwers vaak werden gepasseerd. De mensen die ten tijde van de ramp geen eigen woning hadden en leefden in een huurwoning of noodonderkomen, hadden het nog slechter getroffen. De redenering was dat 'wie niets bezat ook niets kon verliezen'. Ze hadden geen recht op een bijdrage uit het rampenfonds. Het was niet eens zo’n grote groep: vijftig gezinnen met tweehonderd kinderen. Arme sloebers, 'sociaal achterlijken' genoemd. Anderhalf jaar na de watersnood waren deze 'vergetenen' nog steeds niet geholpen.
Schuyt
Er waren mensen die zich het lot van deze verschoppelingen aantrokken. De bekendste strijder uit de streek was de Wamelse burgemeester Petrus Schuyt. Hij kwam in 1926 en 1927 vaak huilend thuis van weer een vergadering over de wederopbouw waar de belangen van de allerarmsten werden verkwanseld en gesmoord in ambtelijke regeltjes. De vergeten gezinnen leefden in noodbarakken of zelf in elkaar geflanste. Schuyt overleed in mei 1927, maar zijn naam leefde voort in de acties van mensen die er precies zo over dachten als hij.
Huisjes
Zoals de Gelderse SDAP-gedeputeerde Keurschot en het Amsterdamse Kamerlid Ketelaar. Hun doel was ongeveer een ton in te zamelen, voldoende om ook de vergetenen van een huisje te voorzien. Ze kregen steun van De Telegraaf, de krant die al eerder met succes actie had gevoerd voor getroffenen die hun hypotheken niet konden afbetalen. Journalist Henri van Wermeskerken schreef in 1927 verhalen over het droevig lot van de vergetenen, geïllustreerd met dramatische prenten van tekenaar Louis Raemaekers. Het leidde tot Kamervragen, maar het regeringsstandpunt bleef onbuigzaam. De actie van De Telegraaf leverde wel geld op: binnen enkele weken was er meer dan een ton ingezameld.
Burgemeester Schuytstichting
Keurschot zette door en richtte in januari 1928 samen met Van Wermeskerken de Burgemeester Schuytstichting op. De bouw van de huizen werd door de diverse gemeentebesturen in het getroffen gebied getraineerd. Ze zagen de initiatiefnemers als socialistische buitenstaanders. De R.K. Werkliedenvereniging waarschuwde de getroffenen geen huis aan te nemen van de 'rooien'. Maar de Schuytstichting kocht grond in Wamel, Beneden-Leeuwen, Maasbommel, Dreumel en Puiflijk. Begin 1928 bouwde ze er in totaal 46 huisjes.
Bronnen en verder lezen:
- H. van Heiningen, Wee den vergetenen! (Wijchen 1985).
- P. Deurloo, Grote werken. Hoe Maas en Waal welvarend werd (Nijmegen/Beuningen 2017).
- 'Onrecht aan de armsten in Maas en Waal', De Telegraaf (21-2-1927).
- 'Reegering en watersnood. Een beroep op het parlement', De Telegraaf (27-2-1927).
- 'Recht voor de armen van Maas en Waal', De Telegraaf (31-3-1927).
- 'Protest tegen onrecht in Maas en Waal', De Telegraaf (13-6-1931).